e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit zand, stooizand zand: zaand (Mheer) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte aalbes witte wiemelen: witte wiemel* (Mheer) [DC 13 (1945)] I-7
witte abeel belboom: belboum (Mheer), vuilboom: WLD  vōēlboom (Mheer) abeel, witte populier || De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte dovenetel witte netel: weǝtǝ netǝl (Mheer), wèette nittel (Mheer) dovenetel [ZND 01 (1922)] || Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] I-5, III-4-3
witte kool wit moes: wit moos (Mheer, ... ), wit moös (Mheer) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kweekstert (Mheer, ... ), kwikschtart (Mheer), kwikstaartje: kwiksjtertsje (Mheer) kwikstaart [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte vloed witte vloed: witte vloed (Mheer) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterlelie waterlelie: -  water-lelie (Mheer) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood mik: mik (Mheer, ... ), weg: wek (Mheer) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede colre (fr.): kolèèr (Mheer) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4