e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

Gevonden: 2129

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
abuis abuis: du häbs abis (Opitter), ook materiaal znd 19a,6  du häbs abis (Opitter), mis: du bäs mes (Opitter), ook materiaal znd 19a,6  du bäs mes (Opitter) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achterbodem onderkant: ̇ondǝrkā.nt (Opitter) De achterste bodem van een bierton tegenover de voorbodem. [N 35, 94] II-2
achterdocht erg: ich han er gein erg in (Opitter), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  gein erg in (Opitter) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Opitter) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achteruit hup-terug: hęp tryq (Opitter) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achterwand hoofdbred: hęi̯brit (Opitter), schut: sxɛt (Opitter) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwater, onderwater onderwater: ondǝrwātǝr (Opitter), onǝrwātǝr (Opitter) Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43] II-3
adem adem: ich koͅs m`nən ōͅjəm nēt krīgə (Opitter) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ademen adem krijgen: ich koͅs m`nən ōͅjəm nēt krīgə (Opitter), ademen: ich koͅs nēt ōjəmə (Opitter) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: Van iemand die heel kwaad wordt zegt men:  o:r (Opitter) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1