e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

Gevonden: 5012

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanrekenen manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  mane (Ell) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1
aanrijgen spinnen: spinne (Ell) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanstaan aanstaan: aanstaon (Ell), gezet: gǝzatǝ (Ell) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.] II-9, III-1-4
aanstieren aanstieren: ānstīrǝ (Ell) Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.] I-11
aanstoot aanstoot: aanstoeët (Ell) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanstoot geven ergeren: ergere (Ell) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aanwezigheid daar zijn: dao zeen (Ell) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4
aanwijzen aanwijzen: aanwieze (Ell) arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
aanzetsteen aanzetsteen: ānze ̞tstęjn (Ell) De eerste steen aan elk van de uiteinden van een boog. [N 32, 19c; monogr.] II-9
aar van de lisdodde duivelskluppel: eigen spellingsysteem  duvelsklöppel (Ell) aar vd grote lisdodde (kolf, toorts, fakkel). [N 92 (1982)] III-4-3