19977 |
rammelaar |
rammelaar:
remmelièr (L381p Echt / Gebroek)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
20955 |
rot |
rot:
Veldeke
rot (L381p Echt / Gebroek)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20896 |
rotten |
rotten:
Veldeke
rotte (L381p Echt / Gebroek)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
Veldeke
spönne (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20942 |
steen |
steen:
Veldeke
stein (L381p Echt / Gebroek)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
Veldeke
vieg (L381p Echt / Gebroek)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20126 |
waaks |
waaks:
Veldeke
waaks (L381p Echt / Gebroek)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21014 |
wormstekig |
wormstekig:
Veldeke
wòrmstaekig (L381p Echt / Gebroek)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
III-2-3
|