e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelwiedhak aardappelhaak: ɛrpǝlhǭk (Terlinden) De hak die gebruikt wordt bij het wieden van een aardappelveld. Vaak is het hetzelfde stuk gereedschap als de aanhooghak. De zegsman van L 290 merkt op: "een door de smid omgebogen riek". Vergelijk ook het lemma Kromme Riek. Ook de mesthaak wordt voor dit doel benut; het is uitdrukkelijk opgegeven in: L 324, 378, 420, 0426, Q 39, 71, 111, 192, 198. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, pag. 12. [N 12, 35; N 18, 58; monogr.] I-5
aardbei elber: elbére (Terlinden) De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aarden heemvoelen: hèèm veule (Terlinden) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aars vot: vǫt (Terlinden) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
aartsbisschop aartsbisschop: aertsbusjop (Terlinden) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: enge ertsingel (Terlinden) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen twijfelen: twiefele (Terlinden) uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
absolutie absolutie (<fr.): absolutie (Terlinden) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: éúverste (Terlinden) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
achterdocht wantrouwen: waantroewe (Terlinden) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4