e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich schamen zich schamen: sja’me, ziech (Bleijerheide) zich schamen III-1-4
zich schuren zich schuren: zex šūrǝ (Bleijerheide) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zich vervelen sich langweilen (du.): lang’wielle, ziech (Bleijerheide) zich vervelen III-1-4
ziekenkaart krankenschijn: kraŋkǝšīn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Verklaring, bewijs van het ziekenfonds dat men ziek is. Zie ook het lemma Verzuimen Wegens Ziekte. [N 95, 918; monogr.] II-5
zijde zij(de): zi-j (Bleijerheide) Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] II-7
zijdelingse druk drok van de zijwanden: druk van dǝ zīwɛŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), stootdrok: štōtdruk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zijdrok: zīdruk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zolder]) Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.] II-5
zijden omslagdoek zijden plag: zieje plak (Bleijerheide) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijlicht zijlicht: zilet (Bleijerheide) Elk van de twee vaste ramen aan de zijkant van een (voor)deur. [N 55, 54b] II-9
zijn neus snuiten poetsen: de naas poetse (Bleijerheide), snoeven: de naas sjnōēve (Bleijerheide) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijspleet in de overrok schootlok: [lett. Schoss (du.) + Loch (du.), rk]  sjoeës-loach (Bleijerheide) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3