e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigen lotsen: loetsje (Bleijerheide), zuigen: zoege (Bleijerheide) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigkanaal loftgang: lofjank (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), loftkanaal: lofkanāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zuigkanaal: zūxkanāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Verbinding van de hoofdventilator met de uittrekkende schacht. Doordat de hoofdventilator de verbruikte lucht uit de mijn zuigt, ontstaat er een onderdruk in de mijn waardoor de verse lucht door de intrekkende schacht blijft toestromen. [N 95, 209] II-5
zuigperspomp zuigperspomp: zyǝxpē̜ǝšpomp (Bleijerheide) Zuigpomp waarbij een luchtketel is aangebracht. De waterafvoer van zuigpompen is sterk wisselend. Om een meer gelijkmatige waterafgifte te verkrijgen wordt daarom vaak aan de perszijde van de pomp een ten dele met luchtgevulde ketel aangebracht. Zie ook afb. 238 en het lemma ɛluchtketelɛ.' [N 64, 133d; N 66, 49d] II-11
zuigpomp plunjerpomp: plønjǝrpomp (Bleijerheide), zuigpomp: zūxpomp (Bleijerheide), zwengelpomp: šwøŋǝlpomp (Bleijerheide) Pomp met zuiger en slot waarmee men vloeistoffen oppompt. De zuigpomp bestaat uit een cilindervormig pomphuis waarin de pompzuiger op en neer kan worden bewogen. Het onderste taps toelopende uiteinde van het pomphuis bevat de pompklep. De zuiger wordt met behulp van een pompzwengel in beweging gebracht en zuigt bij het omhooggaan het water aan. De pompklep is dan geopend. Wanneer de zuiger naar beneden wordt gedrukt, sluit de pompklep en stroomt het water via een in de zuiger aangebrachte (leren) klep naar de pompuitloop. Vgl. ook afb. 236 en de volgende lemmata waarin vooral de onderdelen van de zuigpomp worden behandeld. [N 64, 133b; N 64, 133w; N 66, 49b; N 66, 49w] II-11
zult, preskop preskop: pres’kop (Bleijerheide) preskop III-2-3
zure oprisping zuurbranden, het -: zoe-er brenne (Bleijerheide) oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring (alg.) amper: am’per (Bleijerheide), surelle (fr.): tserel’ (Bleijerheide), zorel’ (Bleijerheide), zuurampel: zoer’ampel (Bleijerheide) zuring III-4-3
zuring, groente zuurmoes: zoeërmoos (Bleijerheide) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster schwester (du.): sjwester (Bleijerheide) zuster III-2-2
zuur oprispen branden, zuur -: zoe-er brenne (Bleijerheide) oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2