33919 |
goedaardige droes |
droes:
drūs (L247z Broekhuizenvorst)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
25144 |
hagelen |
hagelen:
hagele (L247z Broekhuizenvorst)
|
hagelen [DC 53A (1978)]
III-4-4
|
34566 |
handkar |
handkar:
ha.ntkar (L247z Broekhuizenvorst)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (L247z Broekhuizenvorst)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
33909 |
hanetred |
krampetrekker:
krampǝtrękǝr (L247z Broekhuizenvorst)
|
Krampachtige beweging van de achterbenen. Het paard gaat als een haan en trekt bij het lopen één of beide achterbenen krampachtig op. Als paarden met deze afwijking een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Vgl. het lemma ''krampig'' (7.14). Krampigheid en hanetred worden beschouwd als gebreken die verborgen kunnen blijven.' [A 48A, 40; N 8, 90c]
I-9
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimwee (L247z Broekhuizenvorst)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
24877 |
herik |
herik:
-
hèrrek (L247z Broekhuizenvorst)
|
herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)]
III-4-3
|
20404 |
heten |
heten:
heite (L247z Broekhuizenvorst)
|
heten [DC 37 (1964)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
hoopje:
hø̜pkǝ (L247z Broekhuizenvorst)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hyjǝ (L247z Broekhuizenvorst),
hȳjǝ (L247z Broekhuizenvorst)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|