e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardewerk aardewerk: éérdewerk (Neer) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardrups, larve van de nachtvlinder aardrups: âêrdroeps (Neer) grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)] III-4-2
aarzelen deromheen draaien: (draaien).  der omheen draije (Neer), twijfelen: twiefele (Neer) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] III-1-4
achterbodem bodem: bǭm (Neer) De achterste bodem van een bierton tegenover de voorbodem. [N 35, 94] II-2
achterdochtig achterdochtig: achterdochtig (Neer), nagedachtig: naogedechtig (Neer) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4
achtergebleven hooi harken scharren: šɛrǝ (Neer) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterbroek: achterbroek (Neer), achterhaam: achterhaam (Neer) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhantj (Neer) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterknie hesen: hīsǝ (Neer), spronggewricht: spronggewricht (Neer) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband achterband: (mv)  axtǝrbɛnj (Neer) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11