e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelstruik struik: strū.k (Stokkem) Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5
aardappelwiedhak opreekhaak: ǫprękhǭk (Stokkem), ǫpręqǭk (Stokkem) De hak die gebruikt wordt bij het wieden van een aardappelveld. Vaak is het hetzelfde stuk gereedschap als de aanhooghak. De zegsman van L 290 merkt op: "een door de smid omgebogen riek". Vergelijk ook het lemma Kromme Riek. Ook de mesthaak wordt voor dit doel benut; het is uitdrukkelijk opgegeven in: L 324, 378, 420, 0426, Q 39, 71, 111, 192, 198. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, pag. 12. [N 12, 35; N 18, 58; monogr.] I-5
aardappelziekten aardappelenkrankte: ē.rpǝlǝkrɛŋdǝ (Stokkem), aardappelenziekte: ē.rpǝlǝzēktǝ (Stokkem) Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.] I-5
aardbei aardebeer: èèrebaer (Stokkem) aardbei I-7
aardbeienvlaai aardberenvlaai: ērəbērəvlā.j (Stokkem) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aardewerk aardewerk: ēͅi̯rdəwɛrk (Stokkem) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aars vot: vot (Stokkem) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
aartsbisschop aartsbisschop: aarsbusschop (Stokkem) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsingel (Stokkem) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen treuzelen: trèuizele (Stokkem) aarzelen III-1-4