e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P047p plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarden gewoon zijn: gəwōēwən zən (Loksbergen) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden pot aarden pot: ęjdǝ pǫt (Loksbergen), stenen pot: stiǝnǝ pǫt (Loksbergen) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars aarsdarm: ēͅzdeͅrəm (Loksbergen), gat: gat (Loksbergen, ... ), poepput: poep put (Loksbergen), protter: prottər (Loksbergen) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1995)] || aarsdarm [ZND m] I-9, III-1-1
aarsspleet reet: reet (Loksbergen) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: ààrtsbiskop (Loksbergen) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen treuzelen: truizələ (Loksbergen, ... ) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: hetten oas (Loksbergen), kukən ōͅs (Loksbergen), oazen (Loksbergen), schyppenōͅs (Loksbergen, ... ) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] III-3-2
absis koor: koer (Loksbergen) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3
absolutie absolutie (<fr.): apsəlūūsə (Loksbergen) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: ūīvərstə (Loksbergen), prior (lat.): prior (Loksbergen) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3