| 32962 |
achtergebleven hooi harken |
reken:
rīǝkǝ (Q032a Puth)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
| 33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (Q032a Puth)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
| 33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
axtǝrhantj (Q032a Puth)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
| 17572 |
achterhoofd |
knots:
knötsch (Q032a Puth)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q032a Puth),
hazesprong:
hāzǝšprøŋk (Q032a Puth)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
| 31587 |
achternaafband |
naafband:
nāf˱bɛ̜nj (Q032a Puth)
|
De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.]
II-11
|
| 31585 |
achterschijf |
stootscheen:
štǭǝtšēn (Q032a Puth)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.]
II-11
|
| 17651 |
achterste |
achterste:
echerschte (Q032a Puth)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 19445 |
achteruit |
terug-op:
trȳk˱ ǫp (Q032a Puth)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
| 33854 |
achteruittrappen |
slaan:
šlōǝn (Q032a Puth)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|