17710 |
geluidloos een wind laten |
ene stiekem laten:
unne stiekum lotte vlegen (Q115p Schin-op-Geul)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemèkkelig (Q115p Schin-op-Geul),
op zijn gemak:
op zie gemaak (Q115p Schin-op-Geul)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18939 |
gereed |
vaardig:
vèrdig (Q115p Schin-op-Geul)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)]
III-1-4
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuig (Q115p Schin-op-Geul)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
nummertje maken:
nummerke maken (Q115p Schin-op-Geul)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezig (Q115p Schin-op-Geul)
|
gezicht [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21177 |
gracht |
gracht:
grach (Q115p Schin-op-Geul)
|
gracht [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
17541 |
groeien |
groter worden:
groäter wèrde (Q115p Schin-op-Geul),
wassen:
wasse (Q115p Schin-op-Geul)
|
groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
III-1-1
|
25004 |
grootx |
groot:
groäd (Q115p Schin-op-Geul)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
marbel:
marbel (Q115p Schin-op-Geul)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|