e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbei elber: elber (Gulpen), elbere (Gulpen), eͅlbər (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  elber (Gulpen), WLD  elbere (Gulpen, ... ) [DC GV (1935) M]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aarde, grond aarde: äed (Gulpen) aarde (grond) [SGV (1914)] III-4-4
aarden aarden: aarden (Gulpen), are (Gulpen), gewennen: gewenne (Gulpen) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden pot aarden grüle: ęǝdǝ gryl (Gulpen) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardmannetje (kabouter) aardmannetje: ps. niet omgespeld.  äed-männeke (Gulpen) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aars aars: aasj (Gulpen), aarslok: aasjlooch (Gulpen) aars, darmuitgang [N 10c (1995)] III-1-1
aarsspleet ritz (du.): ritsj (Gulpen) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: nne aartsbiesjop (Gulpen) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsingel (Gulpen) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen aarzelen: aarzele (Gulpen), (ue = e in de en ze lang gerekt).  aarzele (Gulpen), sukken: sukke (Gulpen), teutelen: tuttele (Gulpen), treuzelen: (ue = e in de en ze lang gerekt).  truezele (Gulpen) aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4