e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P118p plaats=Kozen

Overzicht

Gevonden: 1014

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balans warsschei: wi̯a.ssxęi̯ (Kozen) Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13
barrevoets barrevoets: berrevoets (Kozen, ... ) barrevoets [ZND 19 (1936)] III-1-3
beddenbak, ressortbak ledikant: lēdəkānt (Kozen) Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)] III-2-1
bedevaart bedevaart: a zoals in engelsch all  bijevat (Kozen) Een bedevaart. [ZND 21 (1936)] III-3-3
bedriegen bedriegen: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bedriegen (Kozen) bedriegen [ZND 01 (1922)] III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis stallen: stɛl (Kozen) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedroefd triestig: ook materiaal znd 23,33  tristigh (Kozen) droef [ZND 01 (1922)] III-1-4
bedsprei sprei: sprē (Kozen) Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-2-1
beemd beemd: bampt (Kozen), bɛm (Kozen) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: bee(j)n (Kozen) been [ZND 21 (1936)] III-1-1