e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angel angel: a.ŋǝl (Neerglabbeek) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
appel, algemeen appel: appəl (Neerglabbeek, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appel, overige soorten kromstaartje: kròmpstertsje (Neerglabbeek) appel, soort I-7
appelbol krollemol: Vroeger gewoon brooddeeg, maar nu een veredeld gebak rondom eenappel, met suiker, kaneel (of boter) of met ijs en slagroom  krollemol (Neerglabbeek), ponnekje: pònneke (Neerglabbeek) appelbol III-2-3
appelmoes appelenpruts: Ich smiêrde mich wat appelepretsj op mi-jne buterham  appelepretsj (Neerglabbeek), vandaar ook appelmoos Eèrpel möt appelepretsj, manleef, det waas lekker Volks syn. sji-jfaaf  appelepretsj (Neerglabbeek), schuifaf: omwille van de purgerende werking  sji-jfaaf (Neerglabbeek) appelmoes III-2-3
aren lezen aren rapen: ōǝrǝ rā.pǝ (Neerglabbeek), ǫrǝ rā.pǝ (Neerglabbeek) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Neerglabbeek) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armvol armvol: (h)ervel (Neerglabbeek), (een vervorming van armvol.  (h)ervel (Neerglabbeek) ervel, armvol III-4-4
asblok asbed: as˱bęt (Neerglabbeek) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
aswoensdag asgoensdag: asgo:nsdeg (Neerglabbeek) Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3