e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

Gevonden: 5461

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappels schillen schillen: eipel sjelle (Eys) aardappels schillen [DC 23 (1953)] III-2-3
aardappelstruik struik: štrūǝk (Eys) Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5
aardbei elber: elber (Eys), eͅ.ləbər (Eys), eͅlbər (Eys), ĭlber (Eys) [DC GV (1935) M]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aarde, grond aarde: êd (Eys), gouden drek: gowwe drek (Eys) aarde (grond) [SGV (1914)] || donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)] III-4-4
aarden aarden: (= aarden; zelden).  ‧eͅadə (Eys), heemvoelen: heem veule (Eys), zich heemvoelen: ze.x hē.m v‧ø̄lə (Eys) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aartsbisschop aartsbisschop: enne ärtsbisschop (Eys) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: de aartsengelen (Eys) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen draaien: driene (Eys), dubben: dobben (Eys), twijfelen: twī.fələ (Eys), zich bedenken: ze.x l‧aŋ bəde.ŋkə (Eys), zich terughouden: ze.x try.khoͅ.u̯ə (Eys) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: roetenoas (Eys) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
absis absis (lat.): absis (Eys) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3