e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zorgen voor opzicht houden: opzich hauwte (Sittard) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zaut (Sittard), Dao kénste ?ne zak zaut mit vraete, dan kénste ?m noch neit: dat is er een die je nooit leert kennen Hae haet noch gèt in ?t zaut liGGe: hij heeft nog wat achter de hand; hij heeft nog een appeltje voor de dorst  zaut (Sittard) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutvat zouttromp: gedraaide nap, waarin het zout in de keuken bewaard wordt  zauttromp (Sittard), zoutvat: ?t Zautvaat ómsjtoote:zout morsen (voorteken van ruzie)  zautvaat (Sittard) zouten bak || zoutvat III-2-1
zuchten kuimen: kuume (Sittard), zuchten: zuchte (Sittard, ... ), zughte (Sittard) steunen, zuchten || zuchten || zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zoege (Sittard), zuiken: zoeke (Sittard, ... ) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles lots: cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen  lótsj (Sittard), pulle (du.): cf. VD D.-N. s.v. "Pulle  poela (Sittard) zuigfles (kindert.) || zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig nauw: näij (Sittard), zuinig: zuinig zeen (Sittard), zuunig (Sittard) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zult, preskop preskop: preskop (Sittard) zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
zure haring rolmops: rolmops (Sittard), zure haring: zoere heering (Sittard), zōērə heering (Sittard) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping maagzuur: maagzoer (Sittard), zooi: Uitdr. "Ich hub t zoobrenne  zoo (Sittard), zuur: ig höb t zoer (Sittard, ... ), t is mic zoer opgekòmme (Sittard), t zoer (Sittard), zuurbranden, het -: zoerbrenne (Sittard) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2