e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L363p plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balkenbrij kruipuit: krebût (Ellikom), krə’būi̯.t (Ellikom), Omdat hij destijds aan de balk werd gehangen Ein koppel sjti-jve kerbût möt appelepretsje en krente, knapperig gebroaje; det is pas lekker mân  kerbût (Ellikom), pensmortel: krebût is balkenbrij  pensmortel (Ellikom) balkenbrij [Goossens 1b (1960)] || Een volkser woord om krebût aan te duiden III-2-3
band reep: ręjp (Ellikom) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandschuurmachine schuurmachine: šōrmǝšejn (Ellikom) Stationaire machine waarmee hout glad wordt geschuurd. De bandschuurmachine bestaat uit een lange band schuurpapier die over twee schijven loopt en door middel van een schuurblok tegen het daaronder op een beweegbare schuurtafel liggende werkstuk wordt gedrukt. Een afzuiginstallatie zorgt tijdens het schuren voor de afvoer van het stof. Zie ook afb. 62. [N 53, 149a; monogr.] II-12
bangerik grootse stinkerd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  griêtse stinkerd (Ellikom), kale, een -: Syn. kale of griêtse stinker(d)  kale (Ellikom), schijter: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jter (Ellikom), schijterd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jterd (Ellikom), schijtgat: Syn. sji-jter  sji-jtgaat (Ellikom), schijtkont: Syn. sji-jter  sji-jtkònt (Ellikom), schuwe zeiker: eine sjûwe zeiker (Ellikom) bangerik || een bang iemand III-1-4
barmsijs stompstaartje: stòmpstertsje (Ellikom) barmsijs III-4-1
basterdsuiker potsuiker: potsòkker (Ellikom) fijne bruine suiker III-2-3
bazige vrouw gendarme (fr.): Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster  zjenderm (Ellikom) Brutaal en bazig manwijf III-1-4
bed bed: Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen  böd (Ellikom), kooi: kuuj (Ellikom) bed || bed als slaapplaats III-2-1
bedienen gerieven: eemend gereeven (Ellikom) Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1
bedriegen bedoppen: Jòng, loat dich neet bedotte duur dèè sjuunproater  bedòppe (Ellikom), naaien: Bli-jf ût dèè winkel mè weg, want doa weerste den hauven ti-jd good genjdsj : je betaalt er teveel samenst. opnejje  nejje (Ellikom), plakken: Ich dènk det ze zich in dèè winkel aardig hèèt loate plèkke  plèkke (Ellikom), scheren: Ze höbben òch doa ferm gesjure  sjère (Ellikom), verneuken: Loat òch mè neet verniêke duur dèè gesliêpe vent  verniêke (Ellikom) afzetten, benadelen || bedriegen || verneuken , bedriegen III-1-4