e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afleggen van een dode afleggen: aaflegke (Heythuysen) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aaftrèjen (Heythuysen) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afschampen misschieten: mesšētǝ (Heythuysen) Door afketsen van de kogel of door verkeerd schieten van de slachter kan het gebeuren dat de kogel niet helemaal in de kop doordringt. Zo kan de kogel terugketsen als het varken te dik is. En als de patroonhuls, de kardoes, te nat is of de patroon te slap, kan het schot ook mislukken. [N 28, 8; monogr.] II-1
afscheuren, afritsen afritsen: aafritsen (Heythuysen) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afschuimen afschuimen: āfšȳmǝ (Heythuysen) De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71] II-2
afvallen van bladeren ruzelen: de blajer valle (van boom) ruizele (bloemen) (Heythuysen), vallen: de blajer valle (van boom) ruizele (bloemen) (Heythuysen) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)], [Goossens 1b (1960)] III-4-3
afwas afwas: āfwas (Heythuysen, ... ) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasborstel schrobber: sjroeber (Heythuysen) Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] III-2-1
afwassen afwassen: āfwasə (Heythuysen), wassen: wasə (Heythuysen) vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwasbak (Heythuysen), áá.fwasbak (Heythuysen), afwasteil: aafwasteil (Heythuysen), kopjesbak: (oud).  köpkesbak (Heythuysen), tob: tob (Heythuysen) afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1