e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L159a plaats=Middelaar

Overzicht

Gevonden: 2389

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
armvol armvol: ɛrvǝl (Middelaar) De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4
asblok lade: lǭi̯ (Middelaar, ... ) Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-1, I-13
asperge sperge: spɛrjǝ (Middelaar) Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] I-5
avondmaal avondeten: aovenéte (Middelaar) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] III-2-3
avondspin avondspin: aovondspin (Middelaar) spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)] III-4-2
baantje glijden op het ijs slibberen: slibbere (Middelaar), slibberen (Middelaar) Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2
baard baard: baord (Middelaar) baard [DC 01 (1931)] III-1-1
baarmoeder van de kip eierbalk: ęi̯ǝrbalk (Middelaar) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe baarmoeder: bārmudǝr (Middelaar) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
baby van zeven maanden een zevenmaands kind: èn zeven maond kiend (Middelaar) een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)] III-2-2