19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
anjer:
-
anjer (Q116p Simpelveld),
violet:
-
flet (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
tuinanjer [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q116p Simpelveld)
|
anker [SGV (1914)]
III-3-1
|
20638 |
appelbol |
krollemol:
króllemol (Q116p Simpelveld)
|
gebakken appelbol
III-2-3
|
24937 |
arduin, hardsteen |
blauwe steen:
blauwsjtēē (Q116p Simpelveld),
natuursteen:
natòer sjtéé (Q116p Simpelveld)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q116p Simpelveld)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
31372 |
arend van een vijl |
stift:
štef (Q116p Simpelveld),
vijlenspits:
vilǝšpets (Q116p Simpelveld)
|
Het spits uitlopende deel van de vijl dat in het handvat wordt gestoken. Zie ook het lemma "vijlhandvat". Zie ook afb. 97. [N 33, 104; N 33, 203]
II-11
|
21709 |
armbestuur |
armbestuur:
ermbesjtuur (Q116p Simpelveld)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21294 |
armoedig |
armzalig:
ermzīēlig (Q116p Simpelveld)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
ɛrvǝl (Q116p Simpelveld)
|
De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4
|
21570 |
arresteren |
vastzetten:
vaszette (Q116p Simpelveld)
|
iemand in hechtenis nemen [bekommeren, arresteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|