e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trapleuning geländer: jǝlɛndǝr (Lontzen) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
treiteren qulen (du.): kwäle (Lontzen), spijt doen: spiet due (Lontzen) Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
treuzelen treuzelen: de jong ka tröesele (Lontzen) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] III-1-4
trommeltje trommetje: drømkə (Lontzen) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlōpǝ (Lontzen) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trots groots: grotsj (Lontzen) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
tuinman, boomkweker gardenierder: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  jardənērər (Lontzen) [RND 08] I-7
ui, ajuin un: øͅn (Lontzen) een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier uier: ȳǝr (Lontzen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uitglijden uitrutschen (<du.): ùtrötche (Lontzen) uitglijden [ZND 24 (1937)] III-1-2