e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerlid gelid: jlidd van der finjer (Lontzen) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink vink: ve.nk (Lontzen) vink [ZND 43 (1943)] III-4-1
vishengel angel: angel (Lontzen) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vlaai met deegdeksel slots: schlötsch (Lontzen), toeslag: tuslag (Lontzen) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] III-2-3
vlaams vlaams: vlamisch (Lontzen) vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlag vaan: vān (Lontzen) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vleier tuttelaar: tötteler (Lontzen) een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)] III-3-1
vlinder pepel: pi.əpəl (Lontzen), piəpəl (Lontzen) vlinder [ZND 16 (1934)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vod hoddel: hoddel (Lontzen), lommel: lommel (Lontzen) Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] III-1-3
voederbieten waterreuben: wā.tǝrøbǝ (Lontzen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5