e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voederen voeren: vūrǝ (Lontzen) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voedsel voer: vør (Lontzen) eten (znw.) [ZND 44 (1946)] III-2-3
voer voer: fūr (Lontzen) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voetgangershek stegel: štēgǝl (Lontzen) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
volk (mensen) lui: luj (Lontzen) volk [RND] III-3-1
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: bīr (Lontzen) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
vonk vonk: voͅŋk (Lontzen, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd voormond: véúrmònd (Lontzen) voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voorhoofd ster: de oəre van zing schtäer (Lontzen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
voorschoot, schort (alg.) schortel: schøttəl (Lontzen) voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3