e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289p plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zusters penitenten grauwe begijnen: grauw begiene (Weert) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuur grel: Te vreug geplökdje ougstappel smaake grel: te vroeg geplukte oogstappels smaken zuur  grel (Weert) zuur III-2-3
zuur oprispen het zuur hebben: t zooor hebbe (Weert), t zoor hebbe (Weert, ... ), ut zooër hebbe (Weert), het zuur krijgen: t zoor krie.ge (Weert) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurdeeg zuurdeeg: zōrdęjx (Weert) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken hevel indoen: hēvǝl endōn (Weert) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem desem: deîsem (Weert), hevel: D¯n hieëvel in ¯t broët neet vergaete  hieëvel (Weert), zuurdesem: zoordeîsem (Weert) desem || zuur desem || zuurdesem III-2-3
zuurkool ingemaakt moes: ingemaaktj moos (Weert), zuurmoes: Met "moosschaave"fijngesneden witte kool die in speciale tonnen met zout wordt bestrooid en door gisting verzuurt, waardoor de speciale smaak ontstaat  zoôrmoos (Weert) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zwejje (Weert), zwingelen: zwongele (Weert) zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaien met het wierookvat met het wierooksvat zwaaien: met t wierouksvaat zwejje (Weert), wieroken: wierouke (Weert) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaihaak verstelbare winkelhaak: vǝrstɛlbārǝ weŋkǝlhǭǝk (Weert), zwaaihaak: zwɛjhǭk (Weert), zwaaihoek: zwɛjhōk (Weert), zweihaak: zwɛjhǭk (Weert) Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] || Winkelhaak waarvan de benen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, zodat men er scherpe, rechte en stompe hoeken mee kan afschrijven en kan controleren. Zie ook afb. 105 en vgl. het lemma ɛzwaaihaakɛ in Wld II.9, pag. 11-12 en Wld II.11, pag. 57-58. De kuiper gebruikt de zwaaihaak onder meer tijdens het opzetten, het overeind zetten van de duigen in een voorlopige kopband. Hij kan dan met de zwaaihaak controleren of het vat de juiste stand behoudt. Zie ook het lemma ɛhet vat opzettenɛ.' [N 53, 189; N E, 27; N G, 18b; monogr.] || Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.] II-11, II-12, II-9