e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afwasteil, afwasbak spoelbak: sjpeulbak (Puth, ... ), spoelkomp: sjpeulkómp (Puth), speulkomp (Puth) afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1
afwaswater spoelwater: sjpeulwater (Puth), sjpeulwaàter (Puth), sjpø&#x0304lwātər (Puth) Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] III-2-1
akker akker: akǝr (Puth) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkerdistel, distel distel: -  distel (Puth) distel (Carduus) [DC 69 (1994)] III-4-3
akkersleep, weidesleep sleep: šlęi̯p (Puth) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
allerheiligen allerheiligen: Aldereilige (Puth, ... ), Allerheiligge (Puth) Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3
allerzielen allerzielen: Alderzîêle (Puth), alderzîêle (Puth), Allerzîêle (Puth) Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
alpinomuts kalotje (<fr.): kelötje (Puth) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
andere oude klaversoorten bolklee: bol[klee] (Puth), kommetjesklee: kømkǝskli (Puth), rolklee: rǫl[klee] (Puth) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5
andijvie andijvie: andievie (Puth) [DC 69 (1994)] I-7