e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwenghout steekhout: štēkhǫwt (Maastricht) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.] II-8
zweren, etteren zweren: zwe:rə (Maastricht) etteren [ZND 01 (1922)] III-1-2
zwerm bijenzwerm: bęjǝzwɛrǝm (Maastricht), zwerm: zwɛrm (Maastricht), zwɛrǝm (Maastricht) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: troep, vooral van patrijzen  klóch (Maastricht), troep: tròp (Maastricht, ... ), vlucht: vlucht (Maastricht), vluig (Maastricht), vlöch (Maastricht, ... ), vlög (Maastricht), zwerm: zwerrem (Maastricht) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] || zwerm III-4-1
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Maastricht) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: gəzweͅjt (Maastricht), zweite (Maastricht, ... ), zweiten (Maastricht), zwè.itə (Maastricht) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] || zweten [N 10a (1961)], [ZND m] III-1-2
zwezerik soepieten: minder gewoon dan zeutsels en in buitengemeenten gebr.  soepiete (Maastricht), zoetsels: zeutsels (Maastricht), zoetseltjes: Zeutselkes mèt frikkedel, rosbuf good gebroje, jao, dat smaak us wel  zeutselkes (Maastricht) zwezerik III-2-3
zwiepingen stellatten: stɛllatǝ (Maastricht) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijgen zwijgen: ich zal mɛr zwīgə (Maastricht) Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
zwijmelen scheigelen: šęi̯gǝlǝ (Maastricht  [(zwaaiend lopen)]  ), schravelen: šrāvǝlǝ (Maastricht) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9