e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood aanpunten: aanpunten (Koningsbosch), brood stoppen: brut stopǝ (Genk), kotjes steken: køtjǝs stē̜kǝ (Mal), kotter douwen: kutǝr dǭwǝ (Zepperen), locht maken: lox māxǝ (Kaalheide), met de forket inprikken: met dǝ foršɛt enprekǝ (Beek), pikken: pekǝ (Heythuysen, ... ), pitsen: petsǝ (Helden), prikkelen: prekǝlǝ (Gronsveld), prikken: pre?ǝ (Kwaadmechelen), pre?ǝn (Lommel), prekǝ (Bilzen, ... ), prikken (Ottersum), prikken met forket: prekǝ mɛt fǫrkē̜t (Leuken), steken: stikǝ (Maaseik), stē̜kǝ (Bocholt, ... ), stīǝkǝ (Hasselt), stɛ̄kǝ (Neerpelt), štē̜kǝ (Herten, ... ), stempelen: stɛmpǝlǝ (Munsterbilzen), stevelen: štīfǝlǝn (Nuth), stippelen: stepǝlǝ (Koningsbosch, ... ), stippelen (Heugem), støpǝlǝ (Geulle, ... ), štepǝlǝ (Amstenrade, ... ), štipǝlǝ (Brunssum, ... ), štøpǝlǝ (Brunssum, ... ), stippen: stepǝ (Melveren), stippen (Bevingen, ... ), strepen: štrēpǝ (Kerkrade), tekenbrood: tęjkǝnbruǝt (Hout-Blerick), tippelen: tipǝlǝ (Kerkrade) Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.] II-1