e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meer dan een spade diep spitten afsteken: āfstę̄kǝ (Neeroeteren), anderhalve schup (graven): ǫndǝrhalǝf sxøp (Tessenderlo), anderhalve steek (omspaden): aŋǝrhalǝva štēk (Tegelen), banken: baŋkǝ (Maasmechelen), belken: bɛlǝkǝ (Bocholtz), bonken: boŋkǝ (Weert), breken: brę̄kǝ (Holtum), de grond keren: dǝ grõnt kērǝ(n) (Hamont), de onderste voor uitholen: dǝ oŋǝlstǝ (oŋǝrstǝ) vōr ūthǭlǝ (Haelen), delven: dɛlvǝ (Nederweert), diep graven: dīp ˲[graven] (Berverlo), dēp ˲[graven] (Brunssum, ... ), diep omgraven: dēp˱ omgrãvǝ (Schimmert), diep omzetten: dēp˱ omzętǝ (Opglabbeek, ... ), diep ondergraven: dēp˱ oŋǝrgrãvǝ (Simpelveld), diep ontspaden: dēp˱ omšpāi̯ǝ (Neer), diep spaden: dēp [spaden] (Blerick, ... ), doorwroeten: dōrvrytǝn (Achel), een dobbele steek (graven): ęi̯nǝ dǫbǝlǝ stēk (Maasbracht), een dubbele schup (spaden): ǝn døbǝl sxøp (Achel), een dubbele voor (spaden): ǝn dø̜bǝlǝ vōr (Venlo), een schup onderuit graven: ǝn sxøp ǫndǝrø̜t ˲grǭvǝ (Tessenderlo), een steek dieper als een schup (omspaden): nǝ stēk dipǝr as˱ ǝn sxø̜p (Lommel), een strikvoor maken: ęi̯n štrek˱vōr mākǝ (Maasniel), graven: grãvǝ (Helden, ... ), in twee voren (spaden): en twiǝ vǭrǝ (Haelen), losmaken: lǫsmāʔǝn (Lommel), mee de hakslag losgraven: mē dǝn hakslax lǫs˲grǭvǝ (Tessenderlo), met banken omzetten: met˱ bɛŋk ømzętǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), met twee spit (spaden): męt twīǝ spē ̞t (Lottum), mouteren: mēi̯tǝrǝ (Beverst), ombanken: ombaŋkǝ (Ulestraten), ømbaŋkǝ (Velden), ø̜mbaŋkǝ (Helden, ... ), omdellen: ø̜mdęlǝ (Helden), omgooien: ømgūi̯ǝ (Sint Pieter), omgraven: omgrãvǝ (Rotem), omplichten: omplextǝ (Tungelroy  [(bij ontginning)]  ), omspaden: ø ̞mspãi̯ǝ (Opheers), omwoelen: ømwȳlǝ (Milsbeek, ... ), omwroeten: ømvrytǝn (Achel), omzetten: emzętǝ (Grote-Spouwen), omzetǝ (Swalmen), omzętǝ (Born, ... ), ømzętǝ (Maasmechelen, ... ), ø̜mzętǝ (Boorsem, ... ), onder losspaden: oŋǝr Iǫsšpāi̯ǝ (Haelen), ondergraven: ondǝr`grǭvǝ (Sint-Truiden), ondergrond losmaken: oŋǝrgroŋk Iǫsmãkǝ (Tegelen), ondergronden: o.ŋǝrgrønjǝ (Posterholt), oŋǝrgronjǝ (Baexem), ondergronds omgraven: o ̝ŋǝrgro ̝ntš˱ o ̝mgrāvǝ (Oirsbeek), ophalen: ǫphǫǝlǝn (Achel  [(de voor dieper uitspitten)]  ), riolen: riōlǝ (Boukoul  [(drie voren diep - de tweede voor werd telkens met de ploeg gedaan)]  , ... ), spitten: spetǝ(n) (Hamont), twee keer door de voor gaan: twē kēr dø̜r dǝ vōr gǭn (Siebengewald), twee schup diep (graven): twi̯ɛ šø̜p˱ dēp (Rothem), twee schup diep (spaden): twiǝ sxøp˱ dīp (Merselo), twee schuppen (graven): twii̯ǝ skøpǝ (Paal), twii̯ǝ sxøpǝ (Tessenderlo), twii̯ǝ sxøpǝn (Kwaadmechelen), twī sxøpǝn (Koersel), twee schuppen diep (graven): tswɛ̄ ̝i̯ šøpǝ dēp (Simpelveld), twi šø̜pǝ dēp (Cadier, ... ), twiǝ šø̜pǝ dēp (Doenrade, ... ), twī sxøpǝn dīp (Koersel), twęi̯ sxępǝ dęi̯p (Hasselt), twee schuppen diep (omdoen): twīǝ šø.pǝ dēp (Lanklaar), twee schuppen diep (omgraven): tswɛi̯ šøpǝ dēp (Bleijerheide), twee schuppen diep (spaden): tweǝ šøpǝ dēp (Nunhem), twiǝ sxøpǝ dēp (Horst), twē sxøpǝ dīp (Ottersum), twee spit (omdoen): twiǝ spēt (Hushoven, ... ), twee spit (spaden): twiǝ spēt (Neerpelt), twiǝ špēt (Baarlo), twee spit diep (spaden): twiǝ speę̄t˱ dēp (Kronenberg, ... ), twiǝ spēt˱ dīp (Aijen, ... ), twiǝ spēt˱ dēp (Baexem, ... ), twee steek (graven): twīǝ štīǝk (Nieuwenhagen), twēǝ stek (Maasbracht), twee steek (omdoen): tswɛi̯ štex (Bocholtz), twee steek (omgraven): twī štīǝk (Waubach), twee steek (spaden): twiǝ steę̄k (Sevenum), twīǝ stēk (Thorn), twē(ǝ) stēk (Lommel), twee steek diep (omdoen): twē stē.k˱ dēp (Swalmen), twee steek diep (ommaken): twē stēk˱ dīp (Gennep, ... ), twee steek diep (spaden): twīǝ štēk˱ dēp (Heythuysen), twē štēk˱ dīp (Mook, ... ), twee voren (graven): twi vǭrǝ (Cadier), twee voren boveneen (spaden): twīǝ vōrǝ bōvǝnei̯n (Kinrooi), twee voren diep (spaden): twiǝ vōrǝ dīp (Merselo), twīǝ vūǝrǝ dīp (Aijen) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1