e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats afdak: af˱dak (Cadier, ... ), af˱dōǝk (Borlo), af˱dǭk (Sint-Truiden), āf˱dāk (Ell, ... ), āǝf˱dāǝk (Kermt), ǫf˱dǫ.k (Mal), ǫu̯f˱du̯ǫk (Riksingen), ǭf˱dǭk (Borgloon, ... ), afdakje: ãf˱dǫkskǝ (Borgloon), ǭf˱dękskǝ (Eigenbilzen), afhang: āfhaŋk (Tungelroy), āfhāŋ (Achel), cartouche (fr.): kartuš (Haren), kǝrtūšǝ (Beverst), dak: dāk (Oud-Caberg), dakdrup: dāk˱drøp (Mechelen), dāx˱drȳp (Bocholtz), dakje: dø̜kskǝ (Tongeren), dękskǝ (Teuven), dakluif: dāklø̜i̯f (Grathem), dakoversteek: dākø̄vǝrštɛ̄k (Welten), doorgeschoten dak: dø̜rgǝsxōtǝ dak (Gennep), droogdak: drø̄x˱dāk (Stevensweert), eusloop: jē̜ ̞slāp (Grote-Spouwen), ø̜i̯slop (Diepenbeek), euze: hi̯øzǝn (Romershoven), jø̜̄zǝ (Millen), ø̜̄zǝ (Panningen), euzeloop: i̯ø.zǝlōp (Hoeselt), euzendrup: ø̜̄zǝndrø̜p (Lanaken), euzeval: ēzǝval (Hasselt, ... ), huifel: hȳfǝl (Montfort), ingewerkt hangdak: `eŋgǝwęrǝk haŋdāk (Romershoven), luif: lø̄f (Oirsbeek), lø̜̄f (Banholt, ... ), lø̜̄i̯f (Bocholt, ... ), lø̜i̯f (Beek, ... ), luifdak: lø̜i̯f˱dāk (Munstergeleen), luifel: lø̜i̯fǝl (Beverst, ... ), luifje: lø̜i̯fkǝ (Maastricht), neuzel: nø̄zǝl (Beringen, ... ), overdak: yvǝrdǭk (Gronsveld), overdakje: ø̄vǝrdǫkskǝ (Q080p  [Vliermaal]  ), overdek: ø̜vǝrdęk (Eisden), overkapping: ø̄vǝr`kapeŋ (L321p  [Neeritter]  ), overslag: ø̜i̯vǝrslāx (Borlo, ... ), overstaand dak: øvǝrštǭnt˱ dāk (Eygelshoven), oversteek: ovǝrstek (Tessenderlo), ovǝrstɛ̄k (Lommel), ȳvǝrstēk (Bocholt), øvǝrstek (Eisden, ... ), ø̄vǝrstīǝk (Q071p  [Diepenbeek]  , ... ), ø̄vǝrštēk (L270p  [Tegelen]  , ... ), ø̜vǝrstē̜ ̞k (Maasmechelen), ēvǝrstēǝk (Kermt), īǝvǝrstē̜ ̞k (Bree), ōvǝrstęk (Hamont, ... ), ōvǝrštēk (Helden), ǫu̯vǝrstęi̯k (Herk-de-Stad), ǫvǝrstɛ̄k (Meijel), overstuk: i̯ø̄vǝrstøk (Opglabbeek), scherf: šø̜rǝf (Rotem), scherm: skęrm (Opheers), šø̜rǝm (Ketsingen), šęrǝm (Rosmeer), schermsteek: šęrǝmstēk (Maaseik), schuiltje: sxølkǝ (Borgloon), schutting: sxytiŋ (Zelem), sprongdak: špruŋk˱dāk (Hoensbroek), uitsprong: au̯ǝtspruŋk (Zepperen), ou̯.ǝtsprǫu̯.ŋ (Opheers), ø̜tsprǫŋ (Beringen), vlucht: vløx (Stevensweert), vluchting: vløxteŋ (Stevensweert), vo√ªte (fr.): vut (Velm) Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.] I-6