e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoven opschudden bijeenstoten: bīęi̯nstu̯ōtǝ (Neeritter), breien: brēi̯ǝ (Borgloon), brē̜i̯ǝ (Opheers), draaien: drēi̯ǝ (Geistingen), lichten: lextǝn (Hamont, ... ), løxtǝ (Schimmert), lǫxtǝ (Maasniel), motsen: mutsǝ (Vlodrop), omdraaien: ymdrɛi̯ǝ (Venlo), ondersteken: ondǝrstē̜kǝ (Achel), openbreien: ōpǝbręǝ (Zelem), ǫu̯pǝbrē̜ (Gingelom), opgaffelen: opgaffelen (Sittard), oplichten: ǫpløxtǝ (Haelen), opschoggelen: ǫpšǫgǝlǝ (Maasmechelen), opschokkelen: ǫpšǫkǝlǝ (Bocholtz), opschuddelen: ǫpsxø̜dǝlǝ (Gronsveld, ... ), opschudden: øupsxødǝ (Halen, ... ), ø̜psxødǝ (Lommel), ǫpsxōdǝ (Grathem), ǫpsxødǝ (Blitterswijck, ... ), ǫpsxø̜dǝ (America, ... ), ǫpsxędǝ (Linde), ǫpšødǝ (Baarlo, ... ), ǫpšø̄dǝ (Posterholt), ǫpšø̜dǝ (Baexem, ... ), ǫpšędǝ (Opglabbeek), opsteken: ǫpstē̜kǝ̄ (Helden, ... ), ǫpstękǝ (Gelieren Bret, ... ), opstoten: ǫpstōu̯tǝ (Wellen), ǫpstuǝtǝ (Hasselt), ǫpstūtǝ (Diepenbeek), schuddelen: šødǝlǝ (Heerlerheide, ... ), schudden: sxødǝ (Paal), sxɛdǝ (Maasmechelen, ... ), šødǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), šø̜dǝ (Puth, ... ), uiteenschudden: ǫǝi̯tęi̯nsxɛdǝ (Borgloon) Tijdens het dorsen met de vlegel moeten de schoven van tijd tot tijd opgeschud en omgekeerd worden om de aren die onderaan liggen naar boven te halen. In dit lemma staan de werkwoorden voor deze handeling bijeen. Aan de zegslieden is ook gevraagd op te geven waarmee men dit doet. Vaak gebeurde dit op meer dan één wijze. De vraag leverde de volgende opgaven op: a. met de schudgaffel (zie het lemma ''houten gaffel, schudgaffel'' ( 4.2.1) in aflevering I.3) in L 214, 265, 269, 270, 286, 288a, 289, 295, 312, 314, 318, 318b, 322, 322a, 324, 326, 330, 332, 355a, 366, 369, 382, 387, 420, 422, 423, 425, 427, 429a, 432, P 176, Q 9, 14, 20, 98, 112a, 113, 118, 178, 211; b. met de riek in L 269, 314, 329; c. met de steel van de houten hooihark (zie het lemma ''steel van de hooihark'' (4.2.6) in aflevering I.3) in K 318, P 44; d. met de steel van de dorsvlegel (zie het lemma ''vlegelstok'' (6.1.9) in deze aflevering) in K 278, 316, 359, L 265, 268, 282, 286, 290, 291, 314, 317, 355a, 360, 366, 370, 371, 372, 413, 414, 416, 420, 422, 423, 0426, 432, P 44, 48, 176a, Q 2, 2b, 4, 14, 18, 18a, 33, 72, 77, 88, 95, 96d, 97, 101, 0112, 112a, 112b, 117a, 121c, 156, 178, 193, 204a; e. met de steel van de dorsvlegel en met de voet in K 318, 357, 358, L 318b, 321, 321a, 369, 371a, 374, 429a, P 107a, 175, 213, 222, Q 9, 32a, 71, 78, 98, 99*, 100, 111, 111 *, 162, 198b, 203; f. met de ''handen'' in K 314, L 159a, 163, 163a, 163b, 164, 165, 215, 244c, 266, 268, 270, 271, 282, 288, 289, 289a, 289b, 290, 291, 294, 295, 312, 318b, 320, 320a, 324, 325, 331, 377, 382, 383, 432, P 48, 107a; g. met een ''stok'' in L 423; h. met de "schudladder" in Q 9.' [N 14, 24a en 24b; monogr.; add. uit N 14, 22; N 18, 30; A 28, 6; Av 1, III.5e] I-4