e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soorten soldaten bereden veld: bereejə veltj (Kapel-in-t-Zand), bokkenpoot: bokkepoët (Klimmen), cavalerie (fr.): kavelarie (Wijlre), kavelerie (Meijel), Opm. v.d. invuller: bie de paerd.  cavalerie (Geleen), cavalerist: Van Dale: cavalerist, soldaat te paard.  kavveleriste (Posterholt), genie (<fr.): zjènĭĕ (As), grenadier: Van Dale: grenadier, 1. (eert.) soldaat die handgranaten wierp, (later) keursoldaat der infanterie.  grinnedier (Ell), grénadeer (As), grénedier (Meijel), hospik: Van Dale: hospik, (sold.) hospitaalsoldaat.  hospik (Venray, ... ), huzaar (<hong.): Van Dale: huzaar (&lt;Hong.), 1. soldaat van de lichte ruiterij, voorheen in de meeste legers, gekleed in een korte jas met tressen en een beremuts of kolbak, en gewapend met sabel, pistolen en karabijn.  hoezaar (Maastricht), huuzaar (Heel), huzaar (Montfort, ... ), huzare (Nieuwstadt), hŭŭzáár (Venlo), infanterie: Van Dale: infanterie (&lt;Fr.-It.).  infanterie (Wijlre), kalkvreter: kalkvreater (Doenrade), kanonnier: kanonnier (Meijel), kànoneer (As), kistje: kiske (Maastricht, ... ), lijkenpikker: liekenpikker (Born), matroos: matrooze (Posterholt), officier (<fr.): offəseerə (Maastricht), paarder: vgl. Sittard Wb. (pag. 302): paerder, cavalerist.  paerder (Klimmen), paardsvolk: pjedsvolk (Diepenbeek), péérsvolk (Tungelroy), piot: (= ± humoristisch).  piot (Eigenbilzen), (m.).  pii̯oͅ.t (Eys), Opm. alg.  piot (Herten (bij Roermond)), Opm. is vroegere benaming.  piotte(n) (Velden), Opm. v.d. invuller: alleen dit woord is bekend.  piot (Tienray), ps. invuller noteert hier een i + j (en geen "ij").  pijot (Blerick), Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.  piejot (Klimmen, ... ), piejòt (Heel), piot (Blerick, ... ), piotte (Maasbree, ... ), pioͅt (Houthalen), piòt (Loksbergen), pĭĕjot (Susteren), pĭĕjòt (As), pĭĕjót (Venlo), pi̯oͅt (Meeuwen), zandhaas: Opm. inf.  zantjhaas (Herten (bij Roermond)), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  zandhaas (Geulle), Van Dale: zandhaas, 2. (spott.) ben. voor infanterist.  zandhaas (Blerick, ... ), zandhaos (Maastricht, ... ), zandjhaas (Echt/Gebroek, ... ), zandjhaes (Posterholt), zandjhaze (Tungelroy), zanjdhaas (Kapel-in-t-Zand), zanjthaas (Roermond), zantjhaas (Doenrade, ... ), zendj-haas (Stein), zàndháás (Epen), zàndjhaas (Heel), zànjthààs (Susteren), zàntháás (Venlo), zánthāās (Nieuwenhagen), zánthààs (Heerlen), zândhaas (Venray), zèntjhaas (Urmond), zandstrooier: Van Dale: zandhaas, 2. (spott.) ben. voor infanterist.  zandstroejer (Eksel) iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] || welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)] III-3-1