e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veel te grote schoen afzetter: afzeͅtters (Halen), avanceerder (<fr.): affeseerders (Grathem), avanceerschoen (<fr.): affeseerschoen (Beringen), affeseerschoene (Leopoldsburg, ... ), affeseersjoon (Wijk), afəsērsXun (Beringen, ... ), afəsērsXūn (Beringen), afəsēRsXòwn (Paal), aofezeersju (Zichen-Zussen-Bolder), avvenseersjon (Borgharen), avəseͅjərsXunə (Kwaadmechelen), avəsèi̯ərschoenə (Kwaadmechelen), ofesèrsjoen (Val-Meer), offeseersjoon (Stevensweert), bedelschoen: baedelsjoon (Sittard), boot: beut (Sittard), boten (Hoeselt, ... ), bootje: beutsches (Valkenburg), bietsjes (Bree), bo:tjəs (Wintershoven), duikboot: døͅkboewete (Halen), een kar te groot zijn: zind n kar te grôôt (Klimmen), een kar te wijd: Sub ker, kar.  een ker te wièd (Venlo), fakker: [sic]  fakkers (Egchel), flatser: flatsers (Meijel, ... ), flatsərs (Opheers), flatsschoen: flatssjoon (Horn), flots: [sic]  floetsje (Swalmen), flotserd: [sic]  flotsjerte (Ulestraten), flôtsjerte (Einighausen), fratselschoen: fratselsjoen (Diepenbeek), grote schuit: grōēte sjūūte (Mechelen), grote voet: groëte veut (Nuth/Aalbeek), holschoen: oͅulsXun (Sint-Truiden), jol: [sic] [Van Dale: jol1, 1. licht roei- en zeilvaartuig met scherpe voor- en platte achtersteven; 2. naam van de kleinste sloep op oorlogs- en andere schepen]  jalle (Weert), kano: kanoos (Boekend), kano⁄s (Boekend), kistje: kisjes (Tegelen, ... ), kloef: WNT: kloef, 1) Houten schoen, klomp... Afl. kloefer.  klo͂ͅfə (Kermt), kloefer: vgl. Van Dale: kloef (gew.), 1. klomp, holsblok.  klufərs (Linkhout), landmeter: landjmaiters (Maasniel), latsch (du.): Van Dale (DN): Latsch &lt;m., -e&gt;, 1. (oude) slof, pantoffel; - 2. versleten schoen; - 3. sloffer.  laatsje (Puth), maat vijftig met pijn: maat vieftig mèt pijn (Maastricht), oorlogsboot: oorlogsboute (Borgloon), oorlogschip: oorlogsjeep (Panningen), op de was gekochte schoen: op de was gekochte schoen (Sint-Truiden), overzetter: ovərzetərs (Achel), yøvərzeͅtərs (Tongeren), pielschuit: [sic] WNT: piel (III), een brok, een dik stuk?  piëlschuute (Weert), plakspaan: [sic]  plakspoͅənə (Wintershoven), Te grote. [sic]  plakspoͅənə (Wintershoven), platijn: veel te grote schoenen  platēnə (Hasselt), Zie ook afb. p.354. [WNT: platijn (I), benaming van zeker schoeisel...]  platèè.ne (mv.) (Hasselt), plavuis: heel grote schoenen  plavøͅzə (Hasselt), pratsprij: vgl. Kerkrade Wb. (p. 229), Sittard Wb. (p. 326): pratsj, modder.  pratsch-priee (Brunssum), reuzenschoen: røzəsxuwnə (Zelem), roeibootje: roeibuuëtjes (Ell), schandaal: [sic]  sXandoͅəl (Hamont), scheepje: schipkes (Horst, ... ), sjeepkes (Munstergeleen), sjiepkes (Bree), sXipkəs (Hasselt), schip: scheep (Schimmert), schep (Mheer), sjeep (Panningen), sjzjɛɛpə (Mechelen-aan-de-Maas), šēp (Opglabbeek), šeͅp (Rekem), šīəp (Bree), šép (Mechelen-aan-de-Maas), schepen  sXeͅipə (Velm), schipschoen: šepšōn (Lanklaar), schoen: schoon die-n-kar-te-grwat seen (Meerssen), schoen die een kar te groot is: schoen dej ⁄n keer te gruut zèn (Boekt/Heikant), sXūn dej n kēͅr tə grüt zen (Boekt/Heikant), schoen die flatst: sxun dē flats (Borgloon), schoen die sloft: sjoon die sloefe (Amstenrade), schoen van de lange gele: sjeun vaan de lange geele (Wijk), schoen van mon: sjeun vaan mòn (Wijk), schoen waar men in verzuipt: schoon wa-ur-in-versup (Meerssen), schoenen wie schepen: šōn wi šepər (Teuven), schuit: sjute (Oirsbeek), sjuute (Munstergeleen), sXeijtə (Achel), sXütən (Neerpelt), heel grote schoenen  sjuute (Oirsbeek), schuitje: schüütjes (Oirlo), schuitjes  schuutjes (Oirlo), slets: sleͅtsə (Hasselt), [sic]  sjloetse (Eijsden), slobberschoen: sjloebersjoon (Tegelen), slobberschoon (Hout-Blerick, ... ), šloebersjoon (Tegelen), sloffer: sloeffers (Blerick, ... ), slóffers (Venlo), slofschoen: sloͅfsXunə (Herk-de-Stad), slòfschoun (Lummen), te grote schoen: te groeate schoean (Jabeek), te grôte sjoon (Stein), tse jroēsje sjong (Bocholtz), trampelschoen: trampelsjoon (Hoensbroek), trapper: trappers (Meijel, ... ), vaarboot: vārpoutə (Rotem), veel te grote schoen: voel tə yrūtə šōn (Maaseik), voeten van kerkom: [Kerkom (P 180)]  vutə van kɛrəkoͅm (Borlo), zevenenveertiger: zevənəviəjegərs (Kwaadmechelen), zevenenveertigers  zeevənənvéʔəgərs (Kwaadmechelen), zevenmijlenschoen: 7 mijlen schoenen (Rosmeer) #NAME? || platijnen, platengen, in de betekenis van soort schoen; betekenis/uitspraak [-&gt; veel te grote schoenen] [N 24 (1964)] || platijnen: grote schoenen || schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] || schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)] || veel te grote schoenen III-1-3