e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bergen

Overzicht

Gevonden: 1064

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
[falie] zwarte falie: zwarte fallie (Bergen) sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3
aanhoudend regenen aan het knoeien blijven: ’t blieft aan ’t knoeie (Bergen), aan het zouwen blijven: ’t blieft aan ’t zôwe (Bergen) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aardappel aardappel: ęrpǝl (Bergen), ęrǝpǝl (Bergen) Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f] I-5
aardbei aardbeer: eͅrdbēr (Bergen) [DC GV (1935) M] I-7
achterhand van het paard achterwerk: achterwerk (Bergen) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achteruittrappen houwen: hǫu̯ǝ (Bergen), stampen: stampǝ (Bergen) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand bred: brɛt (Bergen), bredje: brɛtjǝ (Bergen) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
afgeroomde melk fiets: fits (Bergen), ondermelk: ondermelk (Bergen) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afscheiding als teken van hengstigheid veemdraad: veemdraad (Bergen) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
afwasteil, afwasbak spoelbak: spuulbak (Bergen) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1