17782 |
speeksel |
spij:
spey (Q095a Caberg)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19339 |
speels |
bretsig:
brètzig (Q095a Caberg),
speels:
späöls (Q095a Caberg)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20287 |
speen |
lots:
lōdzj (Q095a Caberg)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spenen (Q095a Caberg),
spienen (Q095a Caberg)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33513 |
sperziebonen |
boontjes:
WBD/WLD
buuntsjes (Q095a Caberg)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
24379 |
spin |
spin:
eigen spellingsysteem
sjpin (Q095a Caberg)
|
spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
WBD/WLD
spinne (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinweb:
eigen spellingsysteem
sjpinweb (Q095a Caberg)
|
spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33589 |
spitskool |
suikermoes:
WBD/WLD
sòkkermoos (Q095a Caberg)
|
De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)]
I-7
|
24359 |
spitsmuis |
spitsmuis:
WBD/WLD
spitsmōēs (Q095a Caberg),
veldmuis:
WBD/WLD
veldmōēs (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|