e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eygelshoven

Overzicht

Gevonden: 1595

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(met) het hoofd stoten hutsen: hoetse (Eygelshoven) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen flinke palen: flinke péûl (Eygelshoven) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
<naam> namensdag: namesdaag (Eygelshoven) Naamfeest. III-3-2
[jasje] jas: jas (Eygelshoven) Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)] III-1-3
[wambuisjas?] jas: jas (Eygelshoven) Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)] III-1-3
aan de leg zijn aan de leg: an dǝr lęq (Eygelshoven) Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.] I-12
aan flarden in vetsen: zieng klijer woare in fatse (Eygelshoven) Zijn kleren waren aan flarden (door een ongeluk of vechtpartij). [DC 17 (1949)] III-1-3
aanaardhak aardappelshoger: ējǝpǝlshyi̯ǝgǝr (Eygelshoven) Het handgereedschap dat bij het aanaarden wordt gebruikt. Meer dan één zegsman geeft aan dat het aanaarden met de hak met mankracht zwaar werk was. Zie ook de opmerking over de opgaven bij het lemma Vorentrekker. Er werd aangeaard met de schup (zie het lemma Schop in aflevering I.1, blz. 121) in: L 324, 355, 363, 414, P 47, 49, 55, 56 (vroeger), 57, 58, 118a, 119 (idem), 120, Q 2a, 3, 71 (idem), 72, 182, 189 en 198b. Met de mesthaak (zie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, blz. 12) in: L 289b, P 176 (vroeger) en Q 9. [N 12, 26; N 18, 42; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 24; N 18, 58] I-5
aanhoudend regenen stendige regen: Nb. hard regenen = t reeënt dat t zikt.  sjtendige reeën (Eygelshoven) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanmelken aantrekken: ātrɛkǝ (Eygelshoven) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11