23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
een baseliek (Q202p Eys)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19313 |
bazige vrouw |
canaille:
karnalje (Q202p Eys),
commandant:
m.
k‧oͅmanda.nt (Q202p Eys),
gendarme (fr.):
šənda.rəm (Q202p Eys)
|
een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
een bokking voeren:
Van Dale: bokkem, zie bokking.
‧eͅŋə ‧eͅŋə bø.kəm v‧ōrə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
een steek onder water geven:
staek onger water gaeve (Q202p Eys),
šti.ək o.ŋər wā.tər geͅ.avə (Q202p Eys),
zeggen waar het op aan komt:
zage woe ⁄t op aa kunt (Q202p Eys)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
beadelear (Q202p Eys),
m.
b‧ɛdəl‧eͅar (Q202p Eys),
schooier:
schooier (Q202p Eys)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21467 |
bedelaarstehuis |
logement:
logement (Q202p Eys)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
bedelswijf:
o.
b‧ɛdəlswī.f (Q202p Eys),
trommel:
troemel (Q202p Eys)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
bedelen (Q202p Eys),
b‧ɛdələ (Q202p Eys)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24085 |
bedelmonnik |
soepbroeder:
sopbroor (Q202p Eys)
|
Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24087 |
bedelpater |
pater (lat.):
pater (Q202p Eys)
|
Een pater van een van de bedelorden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
bedorven:
bǝdorvǝ (Q202p Eys)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|