18932 |
beredderen |
regelen:
rē.gələ (Q202p Eys),
regeren:
rəj‧ēərə (Q202p Eys),
zorgen:
zörge (Q202p Eys)
|
zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24918 |
bergtop |
kop:
m.
koͅp (Q202p Eys),
spits:
der spits (Q202p Eys),
spits (Q202p Eys)
|
top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
bericht:
bericht (Q202p Eys),
nieuws:
o.
n‧øͅi̯ts (Q202p Eys)
|
een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19540 |
berkenbezem |
rijzerbezem:
Zie tekening:a (links)
riesərbessəm (Q202p Eys)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag (Q202p Eys),
bəšlā.ch (Q202p Eys)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
boom:
bōm (Q202p Eys)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schampstenen:
šampštē. (Q202p Eys)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
beschummeld broed (Q202p Eys),
beschummelt (Q202p Eys),
gats:
ga.ts (Q202p Eys)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
schimmelen:
schummele (Q202p Eys),
uitslaan:
ū.tšloͅa. (Q202p Eys)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21730 |
beslag |
beslag:
beslaag (Q202p Eys)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|