30040 |
betonzand |
betonkiezel:
bǝtǫŋkizǝl (Q202p Eys)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappen (Q202p Eys),
traperen (<fr.):
trap‧ēərə (Q202p Eys)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
betrokke loch (Q202p Eys),
het bronkt:
het is aan het brònke (Q202p Eys),
zich gaan betrekken:
də luət˃ gēt˃ zex bətreͅkə (Q202p Eys)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
biənə (Q202p Eys)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
vierpas?:
viərpas (Q202p Eys)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q202p Eys),
beukenboom:
-
beukəboom (Q202p Eys)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukənuuətjəs (Q202p Eys)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
22159 |
beul |
beul:
der beul (Q202p Eys)
|
Bij gepaarde duiven spelen op de jaloersheid door bij de duivin een andere doffer te plaatsen dan de partner (de beul)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21023 |
beurs |
beurs:
de buues (Q202p Eys)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
blutsch (Q202p Eys)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|