20180 |
bevallen |
een kind krijgen:
ə ke.ŋk krī.gə (Q202p Eys),
get jongs krijgen:
geͅ.t joͅŋs krī.gə (Q202p Eys),
krijgen:
kriege (Q202p Eys)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevaelle (Q202p Eys),
bevêel (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
bestelle (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
bəšt‧ɛlə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
bevelen:
bevaelle (Q202p Eys),
commanderen:
koͅmand‧ēərə (Q202p Eys),
commanderen (<fr.):
koͅmand‧ēərə (Q202p Eys),
dwingen:
dw‧eͅŋə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] || iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerij:
[voerij] (Q202p Eys)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
lastig:
leͅ.stex (Q202p Eys),
niet eenvoudig:
nit evoudig (Q202p Eys)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19239 |
bewerkelijk werk |
een heregodswerk zijn:
o.
da.t ˂e.s ˂ə h‧ɛrəgoͅ.tsweͅ.rək (Q202p Eys)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dørexšlǭǝ (Q202p Eys),
droogkneden:
drȳǝxknē̜ǝ (Q202p Eys),
platkloppen:
platklopǝ (Q202p Eys)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewieroken (Q202p Eys)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte lucht:
de lōēst is bewolləkt, dōē ziesr ging sjtērə (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
gemtlich:
gemuutlich (Q202p Eys),
grellig ruhig:
gr‧ɛlex r‧øͅi̯əx (Q202p Eys),
heel gemtlich:
h‧iəl gəm‧y(3)̄tlex (Q202p Eys)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|