e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenteen vits: eigen spellingsysteem  witsj (Geleen), wis: wis (Geleen) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: wille (Geleen) willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wimpel wimpel: wumpel (Geleen) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper oogsplimp: augsplump (Geleen), wimper: wimper (Geleen) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind poep: poep (Geleen), poepje: puupke (Geleen), scheet: sjeet (Geleen, ... ), wind: wenjd (Geleen) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: windj (Geleen) wind [SGV (1914)] III-4-4
winderig weer winderig (weer): winjerig (Geleen) winderig [SGV (1914)] III-4-4
windroeden bindwitsen: bentjwetsǝ (Geleen) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9
windstilte laf weer: laf waer (Geleen), windstil (weer): wèntj sjtil (Geleen) windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkel winkel: winkel (Geleen) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1