30052 |
de kelder uitgraven |
de kelder uitschieten:
dǝ kalǝr ǫwtšītǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphājǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lōtǝ lōpǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitvaren:
ǫu̯tvǭrǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
omhoogstoten:
ǫmhūxstutǝ (Q004p Gelieren Bret),
opkippen:
ǫpkepǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
bij de beer brengen:
bē̜i̯ dǝ bīr bręŋǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34060 |
dekbare vaars |
kalf:
kalf (Q004p Gelieren Bret)
|
Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21]
I-11
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛmpǝx (Q004p Gelieren Bret)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
18035 |
diarree |
aan de schijt zijn:
ã dǝ šē̜i̯t sē̜i̯n (Q004p Gelieren Bret)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
34515 |
dikke leverziekte |
leverziekte:
lēvǝrzektǝ (Q004p Gelieren Bret)
|
Dikke leverziekte, leucose, is een virusziekte. De aangetaste dieren hebben een dorre kam; ze zien er bleek uit. Ofschoon de dieren erg vermageren, maakt het achterlijf een dikke indruk. Soms is de te dikke lever te voelen in de buikholte. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|