e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heiselt

Overzicht

Gevonden: 48

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterblijver krot: krǫt (Heiselt) Big die achterblijft in groei. [N 76, 49] I-12
biggen overzetten beteenzetten: bǝtii̯nzɛtǝ (Heiselt) Biggen van de ene zeug bij die van een andere zetten. [N 76, 48] I-12
biggen spenen spenen: spenen (Heiselt) Biggen van de zeug afzetten. [N 76, 43; N 19, 16; N 19, 15 add.] I-12
castreermes mes: mɛs (Heiselt) Instrument waarmee men castreert. Uit de opgaven blijkt dat dit instrument in de meeste gevallen een scheermes is. De informant van Q 208 (Vijlen) vermeldt dat het scheermes "vroeger" werd gebruikt. [N 76, 46] I-12
castreren snijden: snęi̯ǝ (Heiselt) Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
diarree schijt: skęi̯t (Heiselt) Te dunne ontlasting, buikloop. [N 76, 51a; N 76, 51b] I-12
diarree hebben spellen: spɛlǝ (Heiselt) Te dunne ontlasting hebben, buikloop. [N 76, 51b; N 76, 51a] I-12
doodliggen doodliggen: duu̯tlegǝ (Heiselt) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
door de modder rollen moosliggen: mǫu̯slegǝ (Heiselt) [N 76, 32] I-12
droge tepel valse tet: valsǝ tɛt (Heiselt) Tepel waaruit geen melk komt. Deze veroorzaakt een storing in de melkafscheiding na het werpen, waarbij een of meer uiersegmenten hard kunnen worden (WBD I.6, blz. 856). [N 76, 56a; N 76, 56b] I-12