e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(kleine) zelfstandige middenstander: middesjtander (Koningsbosch) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
aalmoezenier aalmoezenier: aaomoezeneer (Koningsbosch) Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanbidding van het allerheiligste uitstelling van het allerheiligste: oëtsjtelling van het allerheiligste (Koningsbosch) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood aanpunten: aanpunten (Koningsbosch), stippelen: stepǝlǝ (Koningsbosch) Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.] II-1
aansteller aansteller: ūnne aansjteller (Koningsbosch), halve gare: unne halve gare (Koningsbosch) bekakt praten [N 102 (1998)] || zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1
aanstoot ergernis: ergernis (Koningsbosch) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aardbei erbel: ɛrbəl (Koningsbosch) [DC GV (1935) M] I-7
aars votlok: votlōāk (Koningsbosch) aars, darmuitgang [N 10c (1995)] III-1-1
aarsspleet reet: riëët (Koningsbosch) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: ärtsbisjop (Koningsbosch) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3