e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
welig groeiend gelp: gèlp (Lutterade), WBD/WLD  gelp (Lutterade) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3
wenkbrauw oogsbrauw: augsbroa (Lutterade) wenkbrauw [SGV (1914)] III-1-1
wensen wnschen (du.): wunsche (Lutterade) wenschen [SGV (1914)] III-1-4
werk werk: wɛrk (Lutterade) De korte vezels die in de hekel achterblijven bij het uithekelen, waarbij men de lange hennep in de hand overhoudt. Volgens de informant van L 265c is rap afval bij grof hekelen. Dit afval wordt wel bij het stofferen van meubels gebruikt als opvulsel. Dezelfde informant vermeldt dat werk het afval is bij het fijne hekelen. Van dit ø̄fijneø̄ afval kan men linnen maken. [N 48, 25b; N 48, 25c; N 48, 25d; S 13; N 34, C 2 add.; monogr.] II-7
werkdaagse jas werkeldaagse jas: eine werkeldaagsche jas (Lutterade) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkeldag: eine werkeldaagsche jas (Lutterade) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-3-1
werken werken: wirke (Lutterade) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] III-3-1
werken op de boerderij woelen: wø̄lǝ (Lutterade) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werken volgens een akkoord in akkoord werken: en akoart werkǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.] II-5
werknummer nommer: nomǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), penningnommer: pɛneŋnomǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Zwartberg, Winterslag]) Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.] II-5