| 34241 |
melk zeven |
zijen:
zei̯ǝ (L288p Nederweert),
zii̯ǝ (L288p Nederweert),
zęi̯ǝ (L288p Nederweert)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
| 34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlkǭrǝ (L288p Nederweert)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
| 21288 |
melkboer |
melkboer:
maeləgbo:r (L288p Nederweert)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
| 33778 |
melkgebit |
veulentand(en):
vø̄lǝtaŋ (L288p Nederweert)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
| 34568 |
melkkar |
melkkar:
mɛlǝkkɛr (L288p Nederweert)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
| 34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
mɛlkstōl (L288p Nederweert),
melkstoeltje:
mɛlkstø̄lkǝ (L288p Nederweert)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
| 17624 |
melktanden |
mamatandjes:
mammaténtjes (L288p Nederweert),
melktanden:
melktang (L288p Nederweert)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L288p Nederweert),
zei̯sxōtǝl (L288p Nederweert),
zisxōtǝl (L288p Nederweert)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
| 33554 |
meloen |
meloen:
məlŏĕn (L288p Nederweert)
|
Hoe noemt u: meloen [N 71 (1975)]
I-7
|
| 19137 |
menen |
menen:
meîne (L288p Nederweert)
|
menen, denken, bedoelen
III-1-4
|