e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterketel waterketel: wātǝrkę̄tǝl (Neer) De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] II-2
waterketel, moor moor: môôr (Neer) waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterloot waterscheut: eigen spellingsysteem  watersjeut (Neer) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3
waterpokken waterpokken: waaterpokke (Neer) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2
waterput put: pøt (Neer), pøͅt (Neer, ... ) [N 12 (1961)] [RND 08] [Roukens 03 (1937)] I-7
waterring van de mijt krans: krans (Neer) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
waterspin waterspin: waterspin (Neer) waterspin [N 26 (1964)] III-4-2
waterzucht waterzucht: waaterzucht (Neer) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)] III-1-2
wbd: in trek duur zijn: det is deur (Neer), een schone prijs opbrengen: det bringt eine sjôône pries op (Neer) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wecken inmaken: inmaake (Neer) wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)] III-2-3