e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool zool: zǭl (Puth) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen schoenslap: sjoonslap (Puth), zool: zaol (Puth) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag schoenslap: šōnslap (Puth) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zǫwm (Puth) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jong: joͅŋ (Puth), zoon: zoon (Puth, ... ), zōn (Puth) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zàut (Puth) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutpot zoutpot: algemeen, verder: toebakspot, zawtpot, boterpötje  zau̯tpoͅt (Puth) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
zuchten diep ademhalen: deep aom (h)ôôle (Puth) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen lotsen: loetsche (Puth), opzuiken: opzōēke (Puth), zuiken: zōē.ke (Puth) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuinig scherp: sjerp (Puth), zuinig: zunig (Puth) zuinig [SGV (1914)] III-3-1