34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q012p Rekem)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
19435 |
wit zand, stooizand |
zand:
zàànt (Q012p Rekem),
zavel:
záávəl (Q012p Rekem)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33479 |
witte aalbes |
wiemer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
wīmər (Q012p Rekem)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
slaapmuts:
slopməts (Q012p Rekem)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbotsə (Q012p Rekem),
wit moes:
wet mōs (Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
koelopertje:
kōloejpərkə (Q012p Rekem),
kwikstaartje:
kwekstarteke (Q012p Rekem),
kwikstarteke (Q012p Rekem),
kwikstersje (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
IPA, omgesp.
kwekstɛrtšə (Q012p Rekem)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
neepjesmuts:
nepkəsməts (Q012p Rekem)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
buitenlandse:
butǝlantsǝ (Q012p Rekem)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
weͅk (Q012p Rekem),
wɛk (Q012p Rekem),
wittebrood:
witte brood (Q012p Rekem)
|
wit brood [ZND 01u (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
gift:
geͅf (Q012p Rekem),
gof (Q012p Rekem)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|